Refrein uitleg en voorbeeld
Een refrein (ook: referein of stokvers) is een gedicht waarin aan het einde van elke strofe dezelfde versregel(s) voorkomen. Dit gedeelte heet het refrein of de stok (ook: stockregel, stocregel of keervers). Het bevat vier even lange strofen van 8 tot 24 regels (bij voorkeur 15).
Anna Bijns - Refrein in 't Sot
Veel susterkens, in haer hekelhuijs versaempt,
Daer uut genuechten bedreven ragie,
Maer daer was eene, zeer devoot befaempt,
Die sette seer stichtelijck haer visagie.
Wat dou zyden dander, noeyt zwaerder pagie,
Zeldy ooc als wij niet vruecht bedrijven ?
Ons en dient hier geen stomme personagie.
Dus oppe en helpt ons solaes verstijven,
Ons mater en zal ons nu niet bekijven.
Slechts, sprack tsusterken, in zelcken cluyte
En sal ic mij, hoopic nemmermer ontgaen;
Al zijn wij hier besloten in de muyte
Twaer misselijck wie hoore dit vermaen.
Dus susterkens, ten docht mij niet bestaen;
Vernaempt dweerlijck volck, het souder me sotten.
Werdt hier zelcken ontstichticheyt van ons gedaen,
Men souder teewigen dage me spotten.
Al mocht icker me winnen twee lolle potten,
Die schoonste die men vindt, ic en zoudt niet volbringen.
Springt over, zyden dander, het zal wel hotten,
Ghij en mueght doch tegen ons niet verdingen;
Uut vruechden wilt over de hekel springen.
Ten is geen wonder dat ik tspringen vertrecke.Sprack tsusterken, ic weet wel waert mij let;
Want mistic den voet, noeyt aerger kecke,
Ic viel in de hekel, och waer liet ic mijn set ?
Dus susterkens, al haddijt al tsamen gewet,
Ic en sal niet springen; dus hebbic patientie.
Al waer ic van zonden noch zoo zeer besmet,
Met sette mij nauwe dees penitentie.
Ic biddu, en maect hier af geen mentie:
Want vielic, ic moester mijn handen om wringen.
Ic hielt mij noch liever een maent silentie.
Neen, sprakense, ghij en selt ons soo niet dwingen;
Uut vrueghden wilt over de hekel springen.
Dit susterken was soo deerlijc belaeyen.
Herover, her over, spraken al de beghijnen.
Wat dou, dachtse, sal dit volck aldus staen craeyen ?
Ic sal mij moeten te springen pijnen.
Nochtans liet ickt mij costen bey mijn plattijnen,
Dat een ander dwerck voor mij wilde beginnen.
Van vreesen moet alle mijn vruecht verdwijnen.
Es dit genuechte ?
Ic zou liever spinnen.
Ic wil gaen springen en rueren mijn vinnen,
Want mij dunckt, dees susters zelen mij ringen.
Met dien spranckser over met cloecken sinnen.
Dan riepen zij alle, die daer saten en gingen :
Met vruechden wildt over de hekel springen.
Prince Tsusterken en hadts zoo niet gemickt.
Zij waender den eers te laten met allen.
Het compt somtijts beeter dant werd geschickt;
Dus eest desen susterken ooc gevallen.
Al latent de cloosterlien somtijts wat mallen,
Daer op en wilt niet beenen oft cnaghen,
Gelijck clapaerts dien, die van elcken callen;
En twaer beter, dat zij hem selven besagen.
Hoe zouden sij de zwaerheyt der oordenen verdragen,
Zouder niet wat vruechden onder mingen ?
Men moet alternet de fantasijen veriagen,
Al soumen over de hekel springen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb